
Avant-garde jazz ontwikkelde zich vanaf het midden van de jaren ’50 en werd vanaf de jaren ‘70 meestal free jazz genoemd. Avant-garde is een van oorsprong militair begrip dat in de wereld van de kunst betrekking heeft op bewust doorbreken van bestaande normen. Dat gebeurt vaak om te kunnen experimenteren, zich tegen andere kunstenaars af te zetten of een politiek statement af te geven.
Wie voor het eerst avant-garde jazz hoort, loop een grote kans om verward te raken, zo niet afkerig te reageren. Het is belangrijk om daarbij te beseffen dat alle kunstvormen hun avant-garde kennen. Een paar voorbeelden van klassiek georiënteerde avant-garde componisten uit de twintigste eeuw zijn Arnold Schoenberg, Anton Webern,[32] Karlheinz Stockhausen en Philip Glass. Luisteren naar hun composities helpt om een eerste beeld te krijgen van dit soort muziek en misschien wel om een begin te maken met waarderen ervan. Daarom kun je hier luisteren naar Karlheinz Stockhausen’ compositie ‘Gruppen’ (1955 – 1957), gespeeld door Ensemble intercontemporain, dat maar liefst uit drie orkesten bestaat.
Alvast enigszins gewend aan avant-garde muziek? Nu kun je gaan luisteren hoe dit genre klinkt in jazz. Maar eerst nog even dit. We hebben de neiging om muziek te waarderen die we herkennen. Het gaat dan meestal om melodie, maatvoering (3/4 of 4/4), rijm en structuur (strofe/refrein). De makers van deze muziek hanteren een ‘idioom’, net als elke taal een eigen idioom heeft. Hoe beter je dat idioom kent, hoe makkelijker het is die taal te spreken of muziek thuis te kunnen brengen en te waarderen. Soms zing je een liedje dan al mee, al heb je het maar een keer gehoord.
Avant-garde kunstenaars ontdeden zich van het idioom waaraan ze in voorafgaande jaren gewend waren geraakt. Ze zochten naar andere manieren om ‘klanken’ te ordenen. Hierbij ging het er in de eerste plaats om de eigen stemming of een abstract idee uit te drukken.
Kenmerken
– Het tempo kan variëren of gepulseerd zijn. Regelmatig vertragen en versnellen wekt de indruk dat de muziek beweegt als een golf.
– Het ritme kan voortdurend veranderen, soms samen met veranderingen in het tempo.
– Verschillende maatsoorten worden gelijktijdig gebruikt (polyritmiek)
– Free jazz is vaak atonaal in plaats van gebruik te maken van een vaste toonsoort.
– Bandleden improviseren vaak tegelijkertijd (collectieve improvisatie).
– Identieke lijnen worden vaak tegelijkertijd gespeeld, waarbij kun tempo en klankkleur kunnen verschillen (contrapuntische interactie)
– Het gebruik van chromatische toonladders (alle 12 tonen van een octaaf worden gebruikt) en van microtonaliteit (toonhoogteverschillen van een kwart of minder)
– Afzien van vaste akkoordenschema’s
– Akkoorden kunnen onder elke noot worden geplaatst om deze een accent te geven, los van de maatvoering.
– Veel beoefenaars hebben een fascinatie voor vroegere jazzstijlen, zoals dixieland met zijn collectieve improvisatie, voor Afrikaanse muziek en breder voor wereldmuziek.
– Soms bespeelden ze Afrikaanse of Aziatische instrumenten of ze vinden hun eigen instrumenten uit.
Het idioom van free jazz is dus veel minder vooraf gegeven en biedt de luisteraar daarom weinig houvast. Dat maakt free jazz voor liefhebbers juist aantrekkelijk.
Voorlopers
Een van de eerste musici die atonale collectieve improvisatie in zijn composities heeft gebruikt is Lennie Tristan. In “Intuition” (1950) werden alleen de volgorde waarin de muzikanten deelnemen aan het samenspel en de timing daarvan vooraf vastgelegd. Toonsoort, maat, tempo, melodie of ritme werden opengelaten. Contrapuntische interactie werd gebruikt als middel om de samenhang te behouden. De waardering onder collega musici liep uiteen. Charlie Parker die altijd open stond voor vernieuwing was enthousiast, anderen vonden het te avant-gardistisch en betwijfelden of dit soort werk ooit populair kon worden.
In 1953 bracht Tristan “Descent into the Maelstrom” uit. Het werk was gebaseerd op Edgar Allan Poe’s verhaal met dezelfde titel en bestond uit een geïmproviseerde pianosolo, waarbij hij multitracking (verschillende opnames over elkaar plaatsen) toepaste en die geen vooropgezette harmonische structuur had. In plaats daarvan bouwde bij voort op een reeks motieven. Dit werk kun je hier beluisteren:
Je kunt nu kijken en luisteren naar “City of Glass”, geschreven in 1948 door Bob Graettinger voor de Stan Kenton band. Het is een vierstemmig stuk dat in een lange beweging de inhoud van een gedicht ‘verklankt’ (toondicht).
Kenmerkend is de polyfonische en atonale intensiteit. De compositie paste volledig bij Stan Kenton’s streven om ‘progressive’ jazz te spelen, bedoeld om te beluisteren in een concertzaal en daarmee de kloof tussen (avant-garde) jazz en klassieke muziek te overbruggen.
De compositie wordt hier uitgevoerd door David Kweksilber Bigband in Amsterdam (2013)
Eind jaren ’50 brachten onder andere Ornette Coleman, Albert Aylor, Archie Shepp, Cecil Taylor, Miles Davis, John Coltrane en Sun Ra een eigen accent toe. Ik licht enkele van de genoemde artiesten uit.
Ornette Coleman
De term “free jazz” is afkomstig van het album “Free Jazz, a collective improvisation” van Ornette Coleman uit 1961. Eerdere albums waren “The Shape of Jazz to Come” en “Change of the Century” (1959)
“Free Jazz, a collective improvisation” duurt 37 minuten, wat indertijd de langste opname van een jazznummer ooit was. Het stuk werd opgenomen met twee kwartetten die elk een eigen stereokanaal hadden. Beide kwartetten speelden gelijktijdig, waarbij de twee ritmesecties een dicht ritmisch fundament leggen voor de blazers die soleren, afgewisseld met vooraf gecomponeerde passages. Deze passages bestaan uit kort en dissonant samenspel tussen de solo’s door. Je kunt er nu naar luisteren.
Coleman is tot in de 21ste eeuw doorgegaan met experimenteren en daarbij is hij steeds vaker elektronische instrumenten gaan gebruiken. Zijn pallet aan stijlen is aanzienlijk verruimt. Op deze opname uit speelt hij samen met Pat Metheny het nummer Song X, in uitgesproken free jazz stijl (1985). Hier speelt hij Virgin Beauty (1980), dat eerder een vrije vorm van cool jazz lijkt. Hij is na Wynton Marsalis de tweede jazz musicus die de Pullizer prijs in ontvangst mocht nemen.
Albert Ayler
Albert Ayler was een van de belangrijkste componisten en uitvoerende artiesten tijdens in de beginperiode van de free jazz. Aan het begin van zijn carrière als bebop tenorsaxofonist in Scandinavië was hij al begonnen met het verleggen van de grenzen van tonale jazz en blues tot aan hun harmonische grenzen. Hij begon in 1962 samen te werken met free jazz muzikanten, zoals Cecil Taylor.
Een van Ayler’s belangrijkste free jazz nummers is “Spiritual Unity (1964). Daar kun je hier naar luisteren. Het nummer wordt hier gespeeld door Marc Ribot op het Vision Festival XI op 19 juni 2007.
Timbre (klankkleur) is de ruggengraad van zijn spel in plaats van harmonie of melodie. Zijn extatische muziek zoals “Ghosts” (1964) en “Spirits Rejoice” (1965) omvatte eenvoudige, thema’s die werden afgewisseld met groepsimprovisaties.
Ayler rekte het jazzidioom op tot aan zijn grenzen en veel van zijn composities lijken nauwelijks op jazz uit het verleden. Hij benutte de mogelijkheden van microtonale improvisatie. Hierbij wordt de afstand tussen de tonen verkleind. Door te sleutelen aan zijn saxofoon kon hij meerstemmige effecten bereiken.
Cecil Taylor
Als klassiek geschoolde musicus was Taylor vooral beïnvloed door Europese avant-garde componisten als Bela Bartók en Karlheinz Stockhausen. Zijn pianospel was beïnvloed door Thelonious Monk en Horace Silver, die een sleutelrol spelen in Taylors latere onconventionele gebruik van de piano. Dit klinkt vaak als 88 gestemde trommels.
De compositie “Unit Structures” (1966) markeert zijn overgang naar free jazz. Hij maakte nauwelijks gebruik van partituren, maatvoering en harmonische progressie. Het werk is complex en heeft een rijke klankkleur. De twee bassisten leveren uiteenlopende bijdragen aan het geheel. Een zorgt voor de drijvende kracht, de ander is vluchtig en mysterieus. Je kunt de compositie hier beluisteren.
John Coltrane
Coltrane’s meeste werk hoort tot het genre post-bop. Zijn plaat “Ascention” (1965) laat zijn waardering voor free jazz horen. Op deze plaat breidde Coltrane zijn kwartet uit met zes blazers, waaronder Archie Shepp en Pharoah Sanders.[8]: De compositie bevat vrije solo-improvisatie. Een van de kenmerken van het spel van Pharoah Sanders en John Coltrane op dit album is hard overblazen.
Sun Ra
Veel van Sun Ra’s muziek kan worden geclassificeerd als free jazz, vooral zijn werk uit de jaren 1960. Zijn eerdere werk was meer melodisch van aard, maar ook na die tijd hebben veel werken een hybride karakter, met elementen van ragtime, swing, bebop en fusion. Zijn werk “The Heliocentric Worlds of Sun Ra” (1966) wordt getypeerd als zwarte mystiek. Veel composities ontstonden al experimenterend en improviserend in de studio.
Sun Ra heeft meer dan 100 albums opgenomen. Ook trad hij vaak op. Zijn succes bleef beperkt tot een kleine groep van aanhangers. Je kunt hier kijken naar een recent optreden van het Sun Ra Arkestra (2022). Sun Ra is in 1993 op 79-jarige leeftijd gestorven.
Elementen van free jazz hebben zich in de loop van de jaren vermengd met andere stijlen en genres, waarvan de verscheidenheid ook daardoor is toegenomen.
Plaats een reactie